Benialí

Terwijl er thuis nog druk geklust wordt, rijden wij gedrieën honderdvijfenzeventig kilometer naar de showroom van Francisco Segarra in Castellón. Omdat we niet te laat op onze afspraak met Hind wilden komen, vertrokken we een half uur eerder. Onnodig. Want als we twee uur later de parkeerplaats oprijden, hebben we nog precies dertig minuten tijd voor een kop koffie. Gelukkig ligt er op het industrieterrein een typisch Spaans restaurant, waar op dit tijdstip nog druk getafeld wordt. Hoewel we als buitenstaanders bij binnenkomst uitvoerig bestudeerd worden, voelen we ons al snel thuis. Terwijl we een koffie met melk bestellen, nemen we plaats aan de bar. De geur van de grill, die een paar meter verderop achter de bar staat, komt ons tegemoet. Verlekkerd werpt Noëlle een blik op het menu. Helaas hebben we geen tijd om te eten. We zijn hier om barkrukken te kopen. Want zodra de twee heren van Piscinas Sfica de laatste hand aan het zwembad hebben gelegd, hopen we onze barruimte verder af te maken en in te richten.

Dat het nog wel even zal duren voordat we ook de andere ruimtes kunnen afmaken en inrichten, is geen probleem. We zijn pas net begonnen. De bouwvergunning, die anderhalve maand geleden werd afgegeven, geeft ons twee jaar de tijd. Niet alleen om onze aankoop tot een geschikte Bed & Breakfast te verbouwen, maar ook om het dorp en zijn inwoners te leren kennen. Dat dat in een gehucht met honderdentwee inwoners geen al te moeilijke opgave moet zijn, is duidelijk.

Het feit dat de meesten van hen niet of nauwelijks Engels spreken en het Spaans ook bij ons (nog) niet altijd vloeiend over onze lippen rolt maakt het soms wat lastiger, maar aan de vriendelijkheid van de buurtbewoners zal het niet liggen. We waren dan ook blij dat de twee dochters van de plaatselijke kroegbaas vorige week langs kwamen voor een hapje en een drankje. Dat we na vijf minuten al moesten lachen, was een goed teken. De jongste, die het grootste deel van haar leven hier in Benialí heeft doorgebracht, vertelt geanimeerd over haar vrienden die op dit moment in het buitenland studeren. “Dan beschrijven ze de plaats waar ze nu wonen en dan kan ik mij daar niets bij voorstellen”, zegt ze lachend. “Om me toch een voorstelling te kunnen maken, vraag ik ze altijd…” Ze pauzeert even. “Hoeveel Benialís is dat precies?” Wij barsten in lachen uit. “Tien? Twintig?” Het dorp dat we de komende jaren (en zeer waarschijnlijk de rest van ons leven) ons thuis gaan noemen, telt acht (kleine) straten. Aan tien Benialís kom je al snel.

Als we het laatste slokje van onze koffie drinken en willen afrekenen, vraagt de barman geïnteresseerd waar we precies vandaan komen. Zonder na te denken antwoord mijn zusje zelfverzekerd. “Benialí.” Ik moet lachen. We bevinden ons bijna tweehonderd kilometer van huis. De kans dat zij het dorp kennen is… er niet. Maar daar hopen wij in de toekomst verandering in te brengen. Als het huis klaar is en we, naast vrienden, ook gasten kunnen gaan ontvangen. Benialí bestaat misschien maar uit acht straten en honderdentwee inwoners, maar het doet niet onder voor welke andere stad dan ook. Sterker nog, misschien is Benialí stieken wel een beetje mooier. Tien keer. Of twintig?