In de hoek van de kamer wordt er driftig getikt. De jongste zit, zoals ze vanochtend al had aangekondigd, aan tafel. Haar hoofd verdwijnt nog net niet in het scherm. Terwijl ik na een wandeling voor de televisie ben neergeploft en mijn gebruikelijke geroosterde boterhammen met kruidenboter naar binnen schuif, gaat zij volkomen op in haar werk. Het getik maakt kort plaats voor een ander geluid. Een teken dat de laptop bijna zonder stroom zit. “De jouwe is toch al opgeladen?”, roept ze, terwijl ze zich naar de andere kant van de tafel verplaatst, mijn laptop ontkoppelt en de hare aansluit. Ik mompel bevestigend terwijl ik mijn lege bord naar de keuken breng. Onderweg naar het toilet, werp ik vlug een blik op haar scherm. “Je bent al aan het shoppen, zie ik?”
Verwoed schud ze haar hoofd. “Ik maak alvast een inventarislijst”, zegt ze zonder haar ogen van het scherm te halen. “Met de basisbenodigdheden?”, vraag ik. “Natuurlijk.” Onverstoord tikt ze door. “Zoals een tafel, een set glazen en wijn?”, probeer ik voorzichtig. Ze zucht nog eens diep en vuurt dan een voor een de punten op haar lijst op ons af. Het tempo waarin ze dat doet, verraad dat ze hoopt dat we de helft ervan helemaal niet hebben verstaan. Maar gehoord of niet, als ze klaar is, zijn we zo’n drieduizend euro armer. “Een koopje”, verklaart ze triomfantelijk. “Zeker wanneer je je bedenkt dat je voor dat bedrag ook twee wijnklimaatkasten van vijfhonderd euro per stuk hebt”, besluit ze haar pleidooi. Mijn moeder en ik schieten in de lach. Met de botermesjes nog in mijn achterhoofd, kan ik even niet stoppen. “Gefeliciteerd, jij en jouw wijnkelder spelen de hoofdrol in mijn nieuwe blog.” Met een zucht klapt ze de laptop dicht en staat op van de tafel. “Jullie pesten mij.”
Ze heeft gelijk. Maar inmiddels zitten we dan ook alweer bijna acht weken thuis. En nog steeds vloeit hier niets, behalve de wijn. Meer dan een rit naar de glasbak zit er voorlopig niet in. Geen vakantie in Spanje of een bezoek aan ons toekomstige huis. Want ook daar ligt alles stil. Zolang onze architect het bestemmingsplan nog niet bij de gemeente heeft kunnen ritselen, kunnen wij niet verder. Dus waar de jongste zich vanochtend al op de inrichting van de wijnkelder stortte (een plan dat inmiddels al in (decanteer)kannen en kruiken is), besloot de middelste dat het tijd werd om de Spaanse taal te gaan leren. “Als we ooit met Ik Vertrek mee gaan doen, wil ik niet voor gek staan”, zegt ze vastberaden. En dus buigen we ons samen over de grammatica. Terwijl ik haar het verschil tussen de tegenwoordige, verleden en toekomende tijd uitleg, komt de jongste in haar badpak de woonkamer ingelopen. Mijn moeder volgt, met in haar handen twee glazen wijn. “Wij gaan even bubbelen”, gilt de jongste terwijl ze het zeil van de opblaasbare jacuzzi openritst. Hoewel mijn zusje niet van plan is om op de nationale televisie voor lul te staan, is dit idee te aantrekkelijk. Ook wij kleden ons om en schenken onszelf een glas wijn in. Terwijl ik mij in het warme water laat zakken, probeer ik iedereen nog snel het verschil tussen het lijdend en het meewerkend voorwerp uit te leggen. Niemand is geïnteresseerd.
Het gespreksonderwerp valt dan ook al snel weer op de inrichting van ons toekomstige huis in Spanje. Een deelname aan Ik Vertrek, sluiten we nog steeds niet uit. Zouden wij dezelfde klassieke fouten maken? Dan zou het best kunnen gebeuren dat mijn vader en Marc, één uur voordat de eerste gasten arriveren, de badkamer nog aan het betegelen zijn. Ik verwacht dan dat de jongste ondertussen rustig in haar kelder zit, de botermesjes voor de twaalfde keer poleert en klaar is om de eerste gasten van haar wijnproeverij te ontvangen.