Het is vijf dagen eerder (en vierhonderd euro meer) dan gepland, maar mijn zusjes zijn weer thuis. Een combinatie van veel regen en aanhoudend lawinegevaar maakte abrupt een eind aan hun seizoen in Zwitserland. Het restaurant waar zij werkzaam waren besloot de deuren een paar dagen eerder dan gepland dicht te gooien en op die manier werden ze voor de keus gesteld. Nieuwe treinkaartjes en vliegtickets boeken om vijf dagen eerder van de Spaanse tapas, wijn en zon te kunnen genieten? Of in Zermatt in de regen blijven zitten? Allerminst een breinbreker en de beslissing werd dan ook snel genomen. Leuk voor hen. Iets minder voor mij. Want terwijl zij de laatste zaken in Zermatt afhandelen en de trein naar het vliegveld nemen, leg ik, gehaast, de laatste hand aan mijn eigen woonruimte.
Met meer verf in mijn haar dan op de muur, heb ik het gevoel dat ik zo in een klassieke aflevering van Ik Vertrek had kunnen verschijnen. De luikjes van de woonkamer, die ik al met vernis, latex, grondverf, lak en buitenverf te lijf ben gegaan, zien er eindelijk weer toonbaar uit. Terwijl ik een stap terug doe en het resultaat aanschouw, knik ik tevreden. Het is aanvaardbaar. Dat de luikjes vervolgens niet meer dicht gaan is een kleine tegenvaller, maar niet iets dat we niet direct kunnen oplossen. “Hoeveel verf heb je er in vredesnaam opgesmeerd?”, vraagt mijn vader streng, als ik hem vraag of ik zijn schuurmachine misschien even zou mogen lenen. Ik haal mijn schouders op. “Dat valt best mee”, antwoord ik stellig. Blij dat ik alle verschillende potten en kwasten gisteravond alweer netjes opgeruimd heb. Terwijl hij met de machine aan de slag gaat, loop ik – gewapend met de stofzuiger, een emmer sop en een rol vuilniszakken – naar de woonruimtes van mijn zusjes.
De ruimte van de jongste, waar ik de afgelopen vijf maanden gebivakkeerd heb omdat die van mij nog niet af was, is nog (lang) niet klaar voor haar komst. Door een gebrek aan verhuisdozen, besluit ik mijn kleding gemakshalve dan ook maar gewoon in vuilniszakken te proppen. Een voor een zet ik ze op de gang. Terwijl ik haar kamer zo snel mogelijk schoon probeer te maken, hoop ik dat mijn vader niet onverwachts het idee krijgt om de “vuilnis” weg te gooien. Gelukkig is hij nog druk aan het schuren. Misschien was een laagje minder (achteraf gezien) ook voldoende geweest. Niets meer aan te doen. Terwijl hij schuurt en ik poets, vertrekt mijn moeder in alle rust naar het vliegveld om ze op te halen. Als ik twee uur later een berichtje ontvang dat ze over vijf minuten thuis zijn, worstel ik nog met de eindeloos lange kussenhoes dat ik op het bed van mijn andere zusje besluit te leggen. Na vijf maanden heb ik geen flauw idee meer wat precies van wie is. Ik vind het dan ook niet vreemd als één van hen (vlak na thuiskomst) verbaasd een rek met douchespullen optilt en mij vragend aankijkt. “Wat doet deze verstekeling hier?” Ik glimlach verontschuldigend. “Is dat niet van jou dan?” Ze schudt haar hoofd en brengt het naar de badkamer van de ander. Ik haal mijn schouders op. Het was overduidelijk een haastklus. Gelukkig zijn ze geen betalende gasten. Echt kritisch zijn ze ook al niet. Ze zijn al lang weer blij om thuis te zijn. Vijf dagen langer in Spanje is een geschenk uit de hemel. En vierhonderd euro is een kleine prijs om te betalen voor dat geluk.