Terwijl we voor ons huis de pakketten tegels één voor één van de chauffeur aannemen, loopt een van de zwembadmakers net met de kruiwagen voorbij om het puin in de container te lozen. Hij werpt een blik op de tegelleverancier en de pakketjes die we zorgvuldig in de gang tegen elkaar aan stapelen. “Zo, lekker wezen winkelen?”, grapt hij, terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegt. Lachend kijken we elkaar aan. “Lekker winkelen?!” Ik geloof niet dat daar gedurende deze verbouwing veel sprake van is…
Het feit dat deze tegelleverancier met zijn voertuig tot aan de deur kan rijden om ons onze tegels te bezorgen is een uitzondering. En een godsgeschenk, want meer dan eens stond er al eens een zwaar geïrriteerde (of zelfs boze) chauffeur met een palletwagen voor de deur omdat hij met zijn truck de straat niet in kon rijden. Zo ook vorige week. Uiteraard op het moment dat wij na de zoveelste valse belofte dat onze barkrukken geleverd zouden worden, besloten om er niet langer voor thuis te blijven.
Nadat ik een week lang met twee telefoons (het Spaanse én Nederlandse nummer) naar het toilet ging om er zeker van te zijn dat ik het desbetreffende belletje echt niet zou missen, rinkelde de telefoon uitgerekend op de eerste dag dat wij een groot aantal winkelbezoeken hadden gepland. En, omdat mijn moeder (ziek maar in ieder geval) thuis was, verzekerden wij de chauffeur er in ons beste Spaans van om vooral gewoon te komen. Of hij met zijn voertuig de straat in zou kunnen rijden, konden wij hem op afstand ook niet vertellen. En al helemaal niet in het Spaans. Dat hij, nadat hij al een keer boos had opgehangen, voor de derde keer belde dat hij zijn vrachtwagen uiteindelijk naast de bar aan het begin van het dorp had geparkeerd, beloofde niet veel goeds. Met behulp van de (veel te drukke) serveerster in de bar, vroeg mijn moeder hem uiteindelijk om de pallet maar gewoon op straat, naast het terras, te deponeren. In het ergste geval zou ze er, al sippend aan een kop koffie, naast kunnen gaan zitten tot dat de hulptroepen (wij) zouden arriveren.
Dat het ons in de winkel niet veel beter afging, moge duidelijk zijn. Terwijl mijn moeder in Benialí de aannemer en zijn bus wist te strikken, zochten wij in diverse bouwmarkten in Finestrat naar personeel dat ons kundig zou kunnen informeren over onze (gewenste) aankopen. Wanneer je daarbij een vriendelijke jongeman vraagt of ze ook waterbesparende douches verkopen en hij zelfverzekerd naar de helft van de douches wijst, weet je niet goed of je nu moet huilen of lachen. “Deze hebben allemaal een thermostaat”, gaat hij verder, terwijl wij hem proberen te onderbreken om duidelijk te maken wat wij precies bedoelen. “Oh, waterbesparend en goed voor het milieu?”, onderbreekt hij ons opnieuw, als we aangeven dat dat niet is wat we zoeken. “Nou ja, dan zet je de kraan toch gewoon wat kouder en draai je ‘m wat minder ver open, toch?” Als duidelijk wordt dat we met hem geen stap verder gaan komen, bedanken we hem vriendelijk en schieten we de volgende medewerker aan. Gelukkig begrijpt hij direct wat we willen, maar zegt hij eerlijk dat ze dat niet verkopen. Top. Dan zijn we in ieder geval weer een stap verder.
Terwijl we naar huis reden, lachten we nog eens hartelijk om het goed bedoelde advies van de winkelmedewerker. Nee, lekker winkelen is er in Spanje vaak niet bij. Tenzij we naar Dumas rijden natuurlijk. Deze Nederlanders, die dit jaar de Spain Prestige Award voor beste tuinmeubelwinkel van het jaar wonnen, verkopen niet alleen de mooiste meubels, maar weten ook precies wat men doorgaans onder prettig winkelen verstaat. Als we daar woensdag onze definitieve bestelling gaan plaatsen, hoeven we even niet meer met onkundig winkelpersoneel te dealen. Sterker nog, dan staat de cava gewoon koud. Pff, krijgt de zwembadmaker toch nog gelijk. We kunnen niet wachten om woensdag weer even heerlijk te gaan “winkelen”.