Brandhout

“Wie heeft dat gele gedrocht voor jullie deur neergezet? En die boom?! Verkopen jullie tegenwoordig brandhout?” Één van de buurtbewoners begint hard te lachen om zijn eigen grap. Hoewel ik mijn best doe om niet ook in lachen uit te barsten, besluit ik mij niet zomaar gewonnen te geven. “Lach maar!”, antwoord ik. “Jullie zijn gewoon bang dat jullie de straatprijs dit jaar een keer níét gaan winnen”, besluit ik resoluut. Dat niet iedereen gecharmeerd is van de kerstdecoratie die de gemeente eerder die dag pontificaal op de parkeerplaatsen voor ons huis heeft geplaatst, wordt mij al snel duidelijk. Pas nadat ik verschillende buurtbewoners op het hart druk dat deze daar niet door ons zijn neergezet, durven ze het eerlijk (en recht is ons gezicht) te zeggen. “Wat een lelijk ding!” Nu wil ik niet zeggen dat ik wél verstand heb van smaakvolle feestdecoratie. Integendeel zelfs. Maar wie een Bed & Breakfast opent en gedurende de feestdagen gasten hoopt te ontvangen, komt er moeilijk onderuit. En als de gemeente besluit om ons daar een handje bij te helpen, kan ik daar weinig op tegen hebben. Smaakvol of niet.

Ik kan echter niet ontkennen dat ik blij ben dat het inmiddels een paar weken later is en de feestdagen alweer voorbij zijn. Ik open mijn telefoon en scroll door de berichten die ik vorige week nog vlak voor Driekoningen met onze Spaanse overbuurman Ruben uitwisselde. Hierin bevestigt hij dat men in Spanje na de zesde gerust de feestdecoratie weer in mag pakken. Terwijl ik op zoek ga naar de doos van de kunstboom die we een aantal weken geleden kochten, werp ik een blik op de goud gespoten takken met dennenappels die hier en daar nog aan de muur bevestigd zijn. Zelfs ik moet toegeven dat Lynn (een goede vriendin die een huisje net buiten het dorp heeft en ons hielp met het aanbrengen van de feestdecoratie) goed werk heeft geleverd. Het ziet er sfeervol en gezellig uit. Maar na zes weken is het, mijns inziens, toch echt wel de hoogste tijd om alles weer netjes op te ruimen.

Terwijl ik de lichtslingers, die we eerder met veel moeite om de takken hadden gewikkeld, er voorzichtig weer af probeer te wikkelen, werp ik een blik naar buiten. Ik zie dat ook de gemeente alweer begonnen is met het uit elkaar schroeven van de houten kerstboom. Terwijl het geluid van de schroefmachine de winterse stilte doorbreekt, berg ik het laatste lichtsnoer zo netjes mogelijk op. Op het tafeltje naast mij liggen een stapel boeken en wat spelletjes. Spullen die we al hadden maar de afgelopen zes weken ter decoratie ingepakt onder de boom hebben gelegen. Het roze en gouden inpakpapier, dat ik er een uurtje geleden nog vlug heb afgetrokken, ligt nog op de grond. Als ik mijn telefoon opnieuw wil pakken, dit keer om te kijken hoe laat het is, valt mijn blik op Rubens laatste berichtje. “Ik hoop dat ze je veel cadeaus en veel gasten brengen!” Ik kan niet anders dan glimlachen. Veel cadeau’s? Check. Ik wil een gegeven paard niet in de bek kijken. Dat we ze al hadden, doet er niet toe. Als dat ook voor onze gasten geldt, vind ik het prima. Alle gasten die we al mochten ontvangen, ontvang ik met alle liefde opnieuw. Stuk voor stuk. Hopelijk hoef ik alleen niet te wachten tot Melchior, Gaspar of Baltasar ze persoonlijk komen brengen. Want zolang wachten, dat kán en wil ik niet.