Met gemengde gevoelens werp ik een blik naar buiten. Het regent. Dat heeft het al een hele tijd niet meer gedaan. We kunnen het goed gebruiken en ik hoop dat het de komende twee maanden nog veel meer gaat regenen. Maar nét vandaag had ik het graag anders gezien. Want de delegatie uit Alicante kan elk moment arriveren. Om te controleren of we aan alle eisen voor het hebben van een Casa Rural voldoen. Als de bel gaat, spring ik dan ook enthousiast op. Het haardvuur is aan en de woon- en eetkamer zijn aangenaam warm. Terwijl haar collega nog foto’s van de buitenkant maakt, neemt de dame plaats aan één van de tafels. Mijn moeder zet twee koppen koffie en ik haal ondertussen pen en papier uit het kantoor. Als ook haar collega aanschuift, kunnen we beginnen.
Ik werp een blik op de lijst die voor haar ligt. Ik denk dat ik de tijd die een controle in beslag neemt een tikkeltje onderschat heb. Gelukkig heb ik vandaag geen gasten en alle tijd. Maar als we beginnen, moet ik bekennen dat het bij het eerste punt al fout gaat. Verbaasd haal ik mijn wenkbrauwen op. “Het officiële vergunningsbordje? Had dat er al moeten hangen?” Ik glimlach verontschuldigend. Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik dat pas mocht bestellen nadat alle controles geweest waren. Ik maak direct een aantekening. Dat er al snel meer aantekeningen volgen, mag geen verrassing zijn. Veelal kleine zaken. Makkelijk op te lossen. Of aanbevelingen. Die niet verplicht, maar wel nuttig zijn. Als we het hele document doorlopen hebben en haar collega van alle verplichte zaken foto’s heeft gemaakt, is het tijd om de kamers te gaan bekijken.
Ook deze worden zorgvuldig opgemeten en geïnventariseerd. Terwijl ze een blik op de lange passpiegel in de eerste kamer werpt, merkt ze op dat deze een tikkeltje aan de smalle kant is. “Ik weet niet of iedereen zich hierin wel kan zien”, zegt ze. Omdat ik dat niet kan ontkennen, probeer ik het met een grapje op te lossen. “Ik zou de gasten die zichzelf er niet helemaal in kunnen zien, ook geen ontbijt kunnen serveren?”, flap ik er uit. Geen reactie. Gelukkig. Want hoewel ik graag schrijf en mijn woorden op papier een stuk zorgvuldiger weet te kiezen, sla ik de plank op oraal vlak nog wel eens flink mis.
Dat dat zelfs een onderdrijving is wordt duidelijk als ik, vlak nadat de delegatie uit Alicante vertrokken is naar hun volgende afspraak, nog vlug het gemeentehuis binnen stap. Met het lijstje aan zaken die ik nog moet toevoegen en/of verbeteren in mijn hoofd, vraag ik de medewerkster achter de balie nietsvermoedend of zij misschien ook klachtenformulieren voor mij hebben. Als ze een minuutje later een beetje beduusd een formulier voor mij neerlegt en begint uit te leggen hoe ik het moet invullen, maakt mijn hart van schrik een sprongetje. Geschokt kijk ik haar aan. “Ik heb geen klacht!”, roep ik vlug. “Ik heb ze nodig voor de gasten van onze Bed & Breakfast”, leg ik uit. “Dat schijnt verplicht te zijn”, besluit ik. Opgelucht haalt nu ook de medewerkster adem. Ze duikt direct achter haar computer en vertelt mij precies bij welke gemeentes ik de gewenste formulieren kan ophalen. Met het schaamrood nog op mijn kaken verlaat ik de gemeente. Met gemengde gevoelens vertel ik het verhaal bij thuiskomst aan mijn vader. “Ik schaam me dood!”, roep ik, terwijl hij zijn kluswerkzaamheden even neerlegt. “Arme Andrea!”, roept hij. Meelevend schudt hij zijn hoofd. Dan begint hij te lachen. Stiekem is het ook heel grappig. Als het niet zo beschamend was.