Als ik in de ochtend de keuken binnen loop, zit iedereen al geruime tijd aan de koffie. Terwijl ik zelf ook een kopje zet, leg ik beide telefoons op tafel. Sinds we een Bed & Breakfast runnen, doe ik mijn uiterste best om altijd bereikbaar te zijn. Dat betekent dat ik voortdurend zowel mijn privételefoon als de zakelijke telefoon van kamer naar kamer aan het slepen ben. Vervelend? Soms wel. Vooral omdat ik er juist van houd om af en toe even helemaal af te schakelen. Terwijl ik wacht tot dat ook de melk warm is, vertel ik mijn zusjes en onze gasten dat ik gisteravond wel vier oproepen van hetzelfde nummer heb gemist. Allemaal tussen half acht en acht uur ’s avonds. Net op het moment dat ik ze boven aan de lader heb laten hangen, terwijl wij gezellig beneden bij de open haard een wijntje aan het drinken waren.
Het telefoonnummer, dat ik natuurlijk al lang heb opgezocht, is – verrassend genoeg – eens een keer géén spam. Het is afkomstig van een winkel in Dénia. Op het moment dat ik een slokje van mijn koffie wil nemen, gaat de telefoon opnieuw over. Ik herken het nummer direct en neem op. In rap Spaans begint de dame aan de andere kant van de lijn te ratelen. Hoewel ik in hoofdlijnen meekrijg wat ze aan het vertellen is, heb ik geen flauw idee waar ze het over heeft. “Hoe laat was dat dan ongeveer?”, vraag ik haar daarom. “Rond een uur of twaalf”, antwoordt ze rap. Aha. Ik begrijp het. Op dat moment was ik helemaal niet thuis. Als ik de telefoon weer neerleg en terug de keuken in loop, kijkt de rest mij nieuwsgierig aan.
“Is er gisteren iemand rond een uur of twaalf het huis binnen gelopen?”, vraag ik daarom aan zowel mijn zusjes als onze gasten (vrienden van ons uit Zwitserland). In koor beginnen ze te lachen. “Ja!”, roept er één. “De kinderen hadden dus toch gelijk!” Dit maal kijk ik hen verbaasd aan. ¿Qué pasó? Geanimeerd beginnen ze te vertellen. “Wij zaten rustig in de bar een wijntje te drinken toen de kinderen de bar binnen kwamen stormen. Volgens hen stond er een vrouw in de gang die niet alleen heel hard ‘hola!’ aan het roepen was, maar ook op de deuren van de verschillende kamers op de benedenverdieping aan het kloppen was. Maar tegen de tijd dat we daar aankwamen was er niemand meer te bekennen.” Ik begin te lachen. Het wordt mij ineens allemaal duidelijk. “Ik had die dame dus net aan de lijn…”, begin ik het verhaal uit te leggen. “Blijkbaar was zij diabeet en was haar bloedsuikergehalte veel te laag. Zij had niets bij zich en omdat het regende liep er ook helemaal niemand op straat. Omdat bij ons de deur van het huis open stond, is ze naar binnen gelopen. Ze verontschuldigde zich wel honderd keer en gaf aan dat ze haar best had gedaan om iemand te roepen. Maar omdat niemand reageerde, heeft ze wat suiker van ons koffiestation genomen.” Er valt een stilte. “De kinderen waren dus inderdaad niet gek?”, zegt de één. Ik schud mijn hoofd. “Nee. Het was een noodgeval”, antwoord ik. “Dus het was ook geen Jehova Getuige?”, roept een ander nu. “Aangezien ze op alle deuren aan het kloppen was…” Ik begin opnieuw te lachen. “Nee! Maar ze was wel heel dankbaar dat de deur bij ons open stond”, ga ik verder. Even denk ik na. Een Jehova Getuige… Hoe komen ze daar nu bij? Ze kwam het licht niet brengen. Alleen een beetje suiker halen.