R.I.P.

Hoewel het plan om naar het buitenland te emigreren meestal niet van de ene op de andere dag gesmeed wordt, is er wel een moment waarop de toon van het gesprek verandert. Van vage plannen, mooie dagdromen en door alcohol beïnvloede praatjes naar het moment waarop er iemand daadwerkelijk met de vuist op tafel slaat en zegt: “We gaan het gewoon doen. Morgen boek ik een vlucht naar Spanje en gaan we een aantal huizen bezichtigen.” Ik weet nog wie het was. Mijn moeder. Ik weet nog wanneer het was. Vlak voor mijn drieëndertigste verjaardag. En ik weet nog waar het was. In wijnbar Vicini in Geleen. Onder het genot van een hapje en een drankje. En hoewel ik geloof dat de beste plannen niet áltijd onder invloed van (te veel) alcohol worden gemaakt, was dat in dit geval wel zo.

Want zo kwam het dat wij, zo’n vijf en een half jaar geleden, op mijn verjaardag naar Málaga vlogen. Voor de bezichtiging van een oude olijfmolen net buiten Álora. Dat we, in minder dan een jaar tijd, nog minimaal twintig andere panden zouden bekijken in bijna net zoveel verschillende dorpen en/of steden, had ik die bewuste dag in Vicini nooit kunnen bedenken. Dat onze Andalusische droom al snel een Valenciaanse werkelijkheid zou worden evenmin. Want na Álora en Antequera volgden Pinoso en Cañada del Trigo. Crevillent. Novelda. Busot. Altea. Benissa. Benigembla. Sagra. Rafelcofer. Agres en Muro de Alcoy. Monserrat. En zelfs Náquera. Dat we het huis in Náquera zouden hebben gekocht als we de op het terrein gelegen ruïnes legaal hadden mogen opknappen, weet ik honderd procent zeker. Net als het huis in Agres. Als de gemeente geen toestemming had gehad om er (indien gewenst) een snelweg overheen te leggen. Of het huis in Muro de Alcoy dat, na nadere inspectie, toch nét niet binnen de urbanisatie bleek te liggen. Iets dat het verkrijgen van een vergunning voor een Casa Rural onnodig ingewikkeld zou maken.

En hoewel ik oprecht geloof dat we van al die huizen iets moois hadden kunnen maken, heeft het niet zo mogen zijn. Gelukkig maar. Want anders waren we, precies een jaar na onze eerste vlucht vanuit Eindhoven naar Málaga, niet nog een keer voor een bezichtiging naar Spanje gevlogen. Om het huis, dat ik inmiddels vol overtuiging thuis kan noemen, te bekijken. Dat ons huidige huis niet het mooiste is dat we gedurende onze zoektocht hebben gezien, durf ik direct toe te geven. Maar dát huis wordt in de toekomst wellicht onder een prachtig stukje asfalt begraven. Daar komt het ongetwijfeld tot zijn recht. Zodra dat gebeurt staat ons huidige huis, de sportieve runner-up, uiteraard klaar om (terecht) de eerste plaats te claimen. Het speet mij dan ook dat ik vorige week noodgedwongen het Casa Rural-bordje met slechts twee sterren (vervloekte bidets!) op de voorgevel moest schroeven. Cést la vie. Niets aan te doen. Het is niet het einde van de wereld. Niet voor dit huis tenminste…